Luctor Et Emergo
De Latijnse spreuk bij het wapen van de provincie Zeeland. Ik worstel en kom boven. Het wapen toont een leeuw, die zich boven de golven uitwerkt.
Het is typerend voor het gevecht van de Zeeuwen tegen het water. Gelegen in de delta van grote rivieren bestaat de provincie grotendeels uit een aantal eilanden, die pas in de laatste eeuw door middel van dijken en dammen weer aan elkaar verbonden zijn.
De grootste slag die door het water gewonnen werd staat bekend als de Watersnoodramp van 1953, vandaag juist 71 jaar geleden.
In de nacht van 31 januari op 1 februari zorgde een vliegende noordwesterstorm met windstoten tot wel 144 km/u en springtij, waardoor het water opstuwde tot meer dan vier meter boven normaal, ervoor dat veel dijken het niet meer hielden. Grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant kwamen onder water te staan.
Het gevolg was: grote verwoesting, meer dan 1800 doden en meer dan 100.000 daklozen. De verhalen van die stormnacht, van de eerste vloed, en van de tweede vloed die er op zondag nog overheen ging, worden nog steeds verteld door mensen die deze ramp ternauwernood overleefden. Ze zijn nog in leven, ook ik heb in mijn gemeenschap in het verre Drenthe de verhalen gehoord van hen die toen dáár woonden, kind waren, tiener nog maar. Verhalen vol schrik en emotie, maar ook van verwondering en dankbaarheid dat ze er nog zijn.
Zeeland en de omliggende streken kwamen er bovenop. Natuurlijk door de enorme veerkracht die de mensen daar vanouds kenmerkt. Maar ook, omdat de Watersnoodramp het een en ander losmaakte.
Niet direct overigens. De ramp gebeurde in de nacht naar de zondag toe. De radio, toen nog het enige medium voor nieuwsberichten, zweeg na twaalf uur ’s nachts. Een groot deel van ons volk hoorde pas na de zondagse kerkgang mondjesmaat over wat er die nacht was gebeurd.
Maar toen ging het ook snel. Het leger werd ingezet om mensen te redden en dijken te dichten. Een grote geldinzamelingsactie werd op touw gezet: ‘Beurzen open, dijken dicht.’ Het is het begin geweest van de reeks nationale inzamelingsacties die wij nu nog steeds kennen.
Plannen voor Deltawerken waren er al lang, in de eerste helft van de twintigste eeuw. Dat in de delta dijken versterkt moesten worden en eilanden met elkaar verbonden: het lag op de plank. Architect ervan was waterstaatkundig ingenieur Johan van Veen. Een commissie onder zijn naam bracht al vanaf de vroege jaren dertig diverse rapporten uit.
Maar nu zo vlak na de oorlog, met de verwoesting die die ook in Zeeland met zich had meegebracht, vooral op Walcheren dat voor een flink deel onder water was komen te staan, alsook in West Zeeuws Vlaanderen, terwijl het land er juist wat bovenop begon te krabbelen, opnieuw zich een ramp voordeed, moest er wat gebeuren. Een Deltacommissie werd nog in hetzelfde jaar 1953 opgericht.
Er lag nog geld van de Marshallhulp, door de Verenigde Staten aangeboden voor het herstel van na de oorlog. De plannen voor Deltawerken kwamen van de plank en in 1957 werd het grote startsein gegeven.
Als klapstuk en ingenieus en iconisch bouwwerk werd in 1986 de Oosterscheldedam geopend. Daar speelde meer dan het tegenhouden van het zeewater. De dam moest half doorlaatbaar zijn, een stormvloedkering die geopend en gesloten kon worden. De visserij en het milieu speelden hun rol mee.
Ons land staat bekend om zijn strijd tegen het water. Vandaag de dag is dat niet alleen maar meer het tegenhouden van het water van zee en rivieren. Soms worden dijken doorbroken, om overtollig rivierwater te laten stromen over grotere gebieden, om erger te voorkomen. Elders worden rivieren en beken soms weer teruggebracht in oude staat, meanderend door het landschap. Dit om te voorkomen dat water te snel wordt afgevoerd en het land te snel verdroogt. Dammen en sluizen kennen soms ‘trappen’ waarlangs vissen toch een doorgang vinden, om de visstand weer op peil te brengen.
Nederland is hier goed in. Watermanagement. En dat moeten wij zo houden. Het is een van de redenen om trots op ons land te zijn.
In het buitenland heeft men dit soms beter door dan wijzelf. Voor ons is het gewoon, lijkt het vanzelfsprekend, dat een groot deel van ons dichtbevolkte land onder de zeespiegel ligt. In het buitenland hoort men daar nog van op.
Telkens weer stelt het water ons voor nieuwe problemen. Wie had gedacht dat het centrum van Valkenburg het zo te stellen zou krijgen met de lieflijke stroom van de Geul? En hoe kunnen we bij de huidige bevolkingsgroei de mensen woning bieden zonder buitendijks en in zeer laag gelegen gebieden te bouwen?
Ik zelf heb er geen verstand van. De Roze Leeuw ook niet, hoewel ons kernteam zeker ook Zeeuwen kent.
We hopen dat de kennis die in de loop der jaren hierover is opgebouwd zorgvuldig wordt bewaard en doorgegeven. Zodat we ook in de toekomst kunnen zeggen: “Luctor et emergo”.
Ron.